Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden in het Nederlands
Dit is een (onvolledige) lijst van Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging afwijkt van de meest gebruikelijke wijze. Dit zijn de onregelmatige en de sterke werkwoorden. Daarnaast zijn er werkwoorden waarbij een of meerdere vervoegingen ontbreken, de zogenaamde defectieve werkwoorden.
Algemeen
Het merendeel van de werkwoorden in het Nederlands kent een zogeheten zwakke vervoeging. De vormen hiervan verschillen onderling alleen met betrekking tot de -t of -d in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord. Bij een stemloze medeklinker op het einde van de stam vervoegt men met een -t. Bij een stemhebbende medeklinker wordt dit een -d.
Onvoltooid verleden tijd enkelvoud | Onvoltooid verleden tijd meervoud | Voltooid deelwoord | |
---|---|---|---|
Stemhebbend | stam + de | stam + den | ge + stam + d |
Stemloos | stam + te | stam + ten | ge + stam + t |
Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging van het bovenstaande paradigma afwijkt, worden sterk en/of onregelmatig genoemd. Sterk wil hier zeggen dat de onvoltooid verleden tijd een andere klinker krijgt in de stam (dit verschijnsel noemt met ook wel een ablaut). Het voltooid deelwoord eindigt bij deze werkwoorden doorgaans op -en.
Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen. Deze werkwoorden zijn tevens onregelmatig in de tegenwoordige tijd.
Samengestelde werkwoorden
Van op geheel dezelfde manier vervoegde samengestelde werkwoorden wordt in deze lijst alleen het grondwoord (tweede deel) vermeld, tenzij de manier van vervoegen in de samenstelling afwijkt; afblijven, doorrijden en dergelijke woorden worden daarom niet apart vermeld, maar woorden als bekvechten en stofzuigen wel.
Werkwoorden met een voorvoegsel
Hetzelfde geldt voor de samengestelde werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel. De onbeklemtoonde voorvoegsels zijn be-, er-, ge- en ont-. Daarnaast zijn er voorvoegsels die zowel onbeklemtoond als beklemtoond kunnen optreden: aan-, door-, her-, om,- onder-, open-, over, ver-, vol, voor-. Soms gebeurt dit zelfs bij hetzelfde kernwerkwoord, met als gevolg ook verschillende betekenissen: óndergaan = verdwijnen; ondergáán = behandeld worden; óverschrijven = opnieuw schrijven; overschríjven = ergens overheen schrijven.
Het deelwoordvoorvoegsel ge- vervalt als het werkwoord zelf al een onbeklemtoond voorvoegsel heeft. Dit is bijvoorbeeld zo in de vormen verblijven → verbleven, voorkómen → idem, hernemen → hernomen maar niet in vormen van scheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals afblijven → afgebleven, hergebruiken → hergebruikt, vóórkomen → vóórgekomen, vérspringen → vergesprongen, óverschrijven → overgeschreven, overschríjven → overschreven.
Werkwoorden met een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord als voorvoegsel krijgen soms een andere vervoeging of kunnen helemaal niet worden vervoegd. In plaats daarvan valt men dan terug op een omschrijving. Voorbeelden van zulke samenstellingen die zich wél laten vervoegen zijn raadplegen, doodslaan, kennisnemen, roerbakken, stofzuigen, wegjagen en paardrijden. Werkwoorden als zweefvliegen, banksparen, wedstrijdzeilen en buikspreken lenen zich echter niet voor vervoeging.
Meervoud
Het meervoud van de onvoltooid verleden tijd wordt in de meeste gevallen door hechting van het achtervoegsel -en aan de stam. In enkele gevallen is dit -den, deze gevallen is het meervoud in de onderstaande tabel apart aangegeven.
Meerdere vormen
Sommige werkwoorden hebben zowel een volledig zwakke als een volledig sterke of onregelmatige vervoeging, waarvan er meestal één later is ontstaan door analogie. Meestal is er sprake van een verschil in register, stijl en/of dialect, maar soms ook in betekenis.
De werkwoorden met ij in de onbepaalde wijs (infinitief) hebben haast altijd dezelfde sterke verbuiging, zoals blijven, bleef, gebleven. Sommige werkwoorden met ei in de infinitief hebben die verbuiging ook, waarschijnlijk door analogie.
Lijst van sterke of onregelmatige werkwoorden
Zwakke, regelmatige werkwoorden worden in deze lijst niet vermeld, tenzij er ook een sterke vervoeging is of het werkwoord ook in een andere betekenis bestaat. Wanneer een bepaalde vorm wel officieel erkend wordt, maar in de huidige standaardtaal vrijwel niet gangbaar is, is deze tussen haakjes gezet. Hetzelfde is gedaan voor (veelal zwakke) vormen die (nog) niet officieel erkend zijn, maar in de praktijk niettemin geregeld gebruikt worden.
- Het meervoud van de zwakke regelmatige verleden tijd wordt gevormd door een n toe te voegen: werkte – werkten.
- Het meervoud van een andere verleden tijd is gelijk aan de gebruikelijke meervoudsvorming van een zelfstandig naamwoord (dus toevoeging van en): bleef – bleven, schrok – schrokken.
- Staat er echter a in de verleden tijd, dan wordt de medeklinker daarachter niet verdubbeld: nam – namen.
- Veel werkwoorden kunnen diverse voorvoegsels hebben: be-staan, ont-staan, ver-staan enz. Dit staat niet in de tabel, tenzij het werkwoord niet zonder voorvoegsel kan bestaan, zoals bij ver-dwijnen. In het voltooid deelwoord komt dit voorvoegsel in plaats van het voorvoegsel ge-.
zwak | sterk geel: onregelmatig zwak | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
infinitief | o.v.t. | volt. deelw. | o.v.t. | volt. deelw. | klasse | opmerking | ||||
bakken | bakte | gebakt[1] | iebiek biek[2] | enbiek gebakken | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||
bannen | bande | enban gebannen | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
barsten | barstte | enbarst gebarsten | Klasse 3b, half sterk | Oorspronkelijk klasse 3, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
bergen | o-borg borg | enborg geborgen | Klasse 3b | Herbergen, herbergde, geherbergd is zwak, waarbij 'her-' niet als voorvoegsel geldt. | ||||||
bersten | berstte | o-borst borst[3] | enborst geborsten | Klasse 3b | Nevenvorm van barsten. | |||||
bidden | abad bad | enbad gebeden | Klasse 5 | Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd. | ||||||
bieden | oobood bood | enbood geboden | Klasse 2a | |||||||
bijten | eebeet beet | enbeet gebeten | Klasse 1 | |||||||
binden | o-bond bond | enbond gebonden | Klasse 3a | |||||||
blazen | ieblies blies | enblies geblazen | Klasse 7 | |||||||
bleiten | bleitte | gebleit | eebleet bleet | enbleet gebleten | Zwak | Nevenvorm van blaten, met als betekenis wenen, huilen. De onregelmatige vormen zijn gewestelijk.[4] | ||||
blijken | eebleek bleek | enbleek gebleken[5] | Klasse 1 | |||||||
blijven | eebleef bleef | enbleef gebleven[5] | Klasse 1 | |||||||
blinken | o-blonk blonk | enblonk geblonken | Klasse 3a | |||||||
braden | braadde | iebried bried | enbried gebraden | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | |||||
breien | breide | gebreid | eebree bree[2] | enbree gebreeën[2] | Klasse 1 | Sterke vormen: meestal informeel.[4] | ||||
breken | abrak brak | enbrak gebroken[5] | Klasse 4 | |||||||
brengen | zabracht bracht | tbracht gebracht | Onregelmatig | Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is weggevallen door lenitie.[6] | ||||||
buigen | ooboog boog | enboog gebogen | Klasse 2b | |||||||
brouwen | brouwde | enbrouw gebrouwen | Klasse 7, half sterk | Bijvoorbeeld van bier. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
brouwen | brouwde | gebrouwd | Zwak | In bet.: met keel-r spreken. | ||||||
delven[7] | delfde | o-dolf dolf | endolf gedolven | Klasse 3b | Bet.: graven. Echter: bedelven is geheel sterk. | |||||
denken | zadacht dacht | tdacht gedacht | Onregelmatig | Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6] | ||||||
be ver | derven | iedierf bedierf verdierf | bedorven[8] verdorven | Klasse 3c | Derven is zwak. | |||||
dingen | o-dong dong | endong gedongen | Klasse 3a | Bet.: wedijveren, onderhandelen. | ||||||
doen | eedeed deed | endeed gedaan | Onregelmatig | Verleden tijd is ontstaan door reduplicatie. Dit is waarschijnlijk een overblijfsel van de imperfecte verledentijdsvorm uit het Proto-Indo-Europees. | ||||||
dragen | oedroeg droeg | enendroeg gedragen | Klasse 6 | |||||||
be | driegen | oodroog bedroog | endroog bedrogen | Klasse 2a | ||||||
ver | drieten | verdriette[9] | oodroot verdroot | endroot verdroten | Klasse 2a | |||||
drijten[10] | eedreet dreet | endreet gedreten | Klasse 1 | Bet.: zijn behoefte doen. | ||||||
drijven | eedreef dreef | endreef gedreven | Klasse 1 | |||||||
dringen | o-drong drong | endrong gedrongen | Klasse 3a | |||||||
drinken | o-dron dronk | endronk gedronken | Klasse 3a | |||||||
druipen | oodroop droop | endroop gedropen | Klasse 2b | |||||||
duiken | oodook dook | endook gedoken | Klasse 2b | |||||||
dunken | zodocht docht[11] | tdocht gedocht[11] | Onregelmatig | Zoals in: Me dunkt ... Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6] | ||||||
durven | durfde | gedurfd | stdorst dorst[12] | Preterito-presens | ||||||
iedierf dierf[2] | Onregelmatig | |||||||||
ver | dwijnen | eedween verdween | endween verdwenen[5] | Klasse 1 | ||||||
dwingen | o-dwong dwong | endwong gedwongen | Klasse 3a | |||||||
erven | erfde | geërfd | ieierf ierf[2] orf[2] | enorg georven[2][13] | Zwak | Standaardnederlands: uitsluitend zwak. | ||||
eten | aat at | enaat gegeten | Klasse 5 | Voltooid deelwoord in samenstellingen zonder g, dus: overeten. | ||||||
fluiten[14] | oofloot floot | enfloot gefloten | Klasse 2b | |||||||
gaan | ing ging | enging gegaan[5] | Klasse 7, onregelmatig | De verleden tijd is afgeleid van het klasse 7 sterke werkwoord 'gangen', wat niet meer bestaat. | ||||||
gelden | o-gold gold | engold gegolden | Klasse 3b | |||||||
ver | geten | aat vergat | enaat vergeten[8] | Klasse 5 | Zie ook: eten. | |||||
geven | agaf gaf | engaf gegeven | Klasse 5 | |||||||
gieten | oogoot goot | engoot gegoten | Klasse 2a | |||||||
be ont | ginnen | o-gon begon ontgon | engond begonnen[5] ontgonnen | Klasse 3a | ||||||
glijden | eegleed gleed | engleed gegleden | Klasse 1 | |||||||
glimmen | o-glom glom | englom geglommen | Klasse 3a | |||||||
graven | oegroef groef | engroef gegraven | Klasse 6 | |||||||
grijpen | eegreep greep | engreep gegrepen | Klasse 1 | |||||||
hangen | ihing hing | enhing gehangen | Klasse 7 | |||||||
hebben | ahad had (mv. hadden) | thad gehad | Onregelmatig | Oorspronkelijk een zwak werkwoord, verleden tijd is ontstaan door assimilatie van 'hab+de'.[6] | ||||||
heffen | iehief hief | enhief geheven | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) | Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk. | ||||||
ver | helen | verheelde | verheeld | enheel verholen[2] | Klasse 4, half sterk | Het sterke voltooid deelwoord wordt nog vaak gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Helen (genezen) is zwak. | ||||
helpen | iehielp hielp | enhielp geholpen | Klasse 3c | |||||||
heten | heette | iehiet hiet[2] | enhiet geheten | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | |||||
hijsen | eehees hees | enhees gehesen | Klasse 1 | |||||||
hoeven[15] | hoefde | gehoefd | enhoef gehoeven | Zwak | Gehoeven is tegenwoordig gebruikelijker dan gehoefd. | |||||
houden | iehield hield | enhield gehouden | Klasse 7, onregelmatig | De oorspronkelijke 'l' is bewaard in de onvoltooid verleden tijd. | ||||||
houwen | iehieuw hieuw | enhieuw gehouwen | Klasse 7 | Ook sterk in uithouwen. Echter: zwak in beeldhouwen. | ||||||
jagen[16] | jaagde | gejaagd | oejoeg joeg | Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd | Jaagde/joeg: de jacht beoefenen. Anders uitsluitend: joeg. | |||||
kerven | kerfde | gekerfd | o-korf korf | enkorf gekorven | Klasse 3b | |||||
kiezen | loorkoos koos | enkoos gekozen | Klasse 2a | De vormen koor en gekoren (overeenkomend met de vormen van vriezen en verliezen) gelden als verouderd, behalve in uitverkiezen. | ||||||
uitver | kiezen[17] | loorkoor verkoor uit | enkoos uitverkoren | Klasse 2a, onregelmatig | ||||||
kijken | eekeek keek | enkeek gekeken | Klasse 1 | |||||||
kijven | eekeef keef | enkeef gekeven | Klasse 1 | |||||||
klagen | klaagde | geklaagd | oekloeg kloeg[2][18] | Zwak | ||||||
klieven | kliefde | gekliefd | ookloof kloof[2] | enkloof gekloven[2] | Klasse 2a | Bet.: doen splijten. | ||||
klimmen | o-klom klom | enklom geklommen | Klasse 3a | |||||||
klinken | o-klonk klonk | enklonk geklonken | Klasse 3a | |||||||
kluiven | kluifde[2] | gekluifd[2] | ookloof kloof | enkloof gekloven | Klasse 2b | |||||
knijpen | eekneep kneep | enkneep geknepen | Klasse 1 | |||||||
komen | akwam kwam | enkwam gekomen[5] | Klasse 4, onregelmatig | Ook voorkómen en vóórkomen. | ||||||
kopen | zokocht kocht | tkocht gekocht | Onregelmatig | Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'ch' is ontstaan door lenitie. | ||||||
krijgen | eekreeg kreeg | enkreeg gekregen | Klasse 1 | |||||||
krijsen | krijste | gekrijst | eekrees krees | enkrees gekresen | Klasse 1 | |||||
krijten | eekreet kreet | enkreet gekreten | Klasse 1 | In bet. schreeuwen. | ||||||
krimpen | o-kromp kromp | enkromp gekrompen | Klasse 3a | |||||||
kruipen | ookroop kroop | enkroop gekropen | Klasse 2b | |||||||
kunnen | gekund | o-kon kon (mv. konden)[19][6] | Preterito-presens | Oorspronkelijk een preterito-presens, overgeërfd uit het Oergermaans. | ||||||
kwijten | eekweet kweet | enkweet gekweten | Klasse 1 | Bet.: doen, vervullen. | ||||||
lachen | lachte | oeloch loech[2] | enloech gelachen | Klasse 6, half sterk | Oorspronkelijk klasse 6, de sterke verledentijdsvorm is sinds de periode van het Middelnederlands geheel verouderd. | |||||
laden | laadde | oeloed loed[2] | enloed geladen | Klasse 6, half sterk | Oorspronkelijk klasse 6, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | |||||
laten | ieliet liet | enliet gelaten | Klasse 7 | |||||||
leggen | legde | gelegd | eilei lei[2] (mv. leiden)[20] | Zwak | ||||||
lezen | alas las | enlas gelezen | Klasse 5 | |||||||
liegen | ooloog loog | enloog gelogen | Klasse 2a | |||||||
ver | liezen[17] | loorloor verloor | enloor verloren[8] | Klasse 2a, onregelmatig | Zie ook vriezen en uitverkiezen. | |||||
liggen | alag lag | enlag gelegen | Klasse 5 | Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd. | ||||||
lijden | eeleed leed | enleed geleden | Klasse 1 | |||||||
lijken | eeleek leek | enleek geleken | Klasse 1 | |||||||
lopen | ieliep liep | enliep gelopen[5] | Klasse 7 | |||||||
luiken | oolook look | enlook geloken[5] | Klasse 2b | Bet.: sluiten. | ||||||
melken | o-molk molk | enmolk gemolken | Klasse 3b | In de overdrachtelijke bet. (langzaam, moeilijk uitvragen) zwak vervoegd. | ||||||
meten | amat mat | enmat gemeten | Klasse 5 | |||||||
miegen | efmeeg meeg | enmeeg gemegen | Klasse 1 | Bet.: urineren. Geen standaardtaal.[2] | ||||||
mijden | eemeed meed | enmeed gemeden | Klasse 1 | |||||||
moeten | stmoest moest | enmoest gemoeten[8] | Preterito-presens | Ontmoeten is zwak, maar hangt hier vermoedelijk niet mee samen. | ||||||
mogen | gemoogd/gemocht[21] | chtomocht mocht | enmocht gemogen | Preterito-presens | ||||||
nemen | anam nam | ennam genomen | Klasse 4 | |||||||
ge | nezen | anas genas | ennas genezen | Klasse 5 | ||||||
ge | nieten | oonoot genoot | ennoot genoten | Klasse 2a | Nieten, met nietjes bevestigen is zwak. | |||||
nijgen | eeneeg neeg | enneeg genegen | Klasse 1 | Bet.: een buiging maken, klasse 1. Maar neigen (voorover hellen) is zwak. | ||||||
nijpen | eeneep neep | enneep genepen | Klasse 1 | |||||||
pijpen[3] | eepeep peep[2] | enpeep gepepen[2] | Klasse 1 | In bet. fluitspelen, klasse 1. | ||||||
pijpen | pijpte | gepijpt | Zwak | In bet. van seksuele handeling. | ||||||
plegen | zaplacht placht | tplacht geplacht[2] | Onregelmatig | In bet. de gewoonte hebben De deelwoorden geplacht[22] en geplogen[23] zijn thans sterk verouderd. | ||||||
plegen | pleegde | gepleegd | Zwak | In bet. begaan. | ||||||
pluizen | ooploos ploos | enploos geplozen | Klasse 2b | Vooral in samenst. uitpluizen ofwel navorsen. | ||||||
pluizen | pluisde | gepluisd | Zwak | In bet. pluisjes afgeven. | ||||||
plukken | plukte | geplukt | enpluk geplokken[24] | Zwak | ||||||
prijzen | eeprees prees | enprees geprezen | Klasse 1 | In bet. loven. | ||||||
prijzen | prijsde | geprijsd | Zwak | In bet. van een prijsetiket voorzien. | ||||||
raden | raadde | ieried ried | enried geraden | Klasse 7 | Vooral nog sterk in samenstellingen zoals aanraden, afraden en verraden. | |||||
raken | raakte | geraakt | zorocht rocht[2] | trocht gerocht[2] | Zwak | In de standaardtaal uitsluitend regelmatig. Blijkens de t in rocht, gerocht is dit werkwoord zwak. | ||||
rieken | oorook rook | enrook geroken | Klasse 2a | In bet. geuren. | ||||||
rijden | eereed reed | enreed gereden | Klasse 1 | |||||||
rijgen | eereeg reeg | enreeg geregen | Klasse 1 | |||||||
rijten | eereet reet | enreet gereten | Klasse 1 | |||||||
rijven | eereef reef | enreef gereven | Klasse 1 | Bet.: harken. | ||||||
rijzen | eerees rees | enrees gerezen[5] | Klasse 1 | |||||||
rinnen[25] | o-ron ron | enron geronnen | Klasse 3a | Bet.: vloeien, voortbewegen. | ||||||
roepen | ieriep riep | enriep geroepen | Klasse 7 | |||||||
ruiken | oorook rook | enrook geroken | Klasse 2b | In bet. geur verspreiden en geur waarnemen. | ||||||
scheiden | scheidde | gescheiden | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
uit | scheiden | scheidde uit[26] | uitgescheid | eescheed scheed uit[26] | ensche uitgescheden[26][5] | Klasse 1 | In bet. ophouden.[4] | |||
schelden | o-schold schold | enschold gescholden | Klasse 3b | |||||||
schenden | o-schond schond | enschond geschonden | Klasse 3b | |||||||
schenken | o-schonk schonk | enschonk geschonken | Klasse 3b | |||||||
scheppen | ieschiep schiep | enschiep geschapen | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) | In bet. creëren onregelmatig sterk, behoorde oorspronkelijk tot klasse 6. | ||||||
scheppen | schepte | geschept | Zwak | In bet. putten, naar boven halen. | ||||||
scheren | ooschoor schoor | enschoor geschoren | Klasse 4 | In bet. ontharen, met een lange 'o' in de verleden tijd. | ||||||
scheren | scheerde | gescheerd | Zwak | In bet. langsstrijken. Als in Scheer je weg!. | ||||||
schieten | ooschoot schoot | enschoot geschoten | Klasse 2a | |||||||
schijnen | eescheen scheen | enscheen geschenen[8] | Klasse 1 | |||||||
schijten | eescheet scheet | enscheet gescheten | Klasse 1 | |||||||
schrijden | eeschreed schreed | enschreed geschreden | Klasse 1 | |||||||
schrijven | eeschreeef schreef | enschreef geschreven | Klasse 1 | |||||||
schrikken | schrikte[21] | o-schrok schrok | enschrok geschrokken | Klasse 3a | In bet. plotseling angstig worden. Is zwak in de bet. plotseling doen afkoelen (zoals bij eieren). Overgankelijk opschrikken is ook zwak. | |||||
schuilen | schuilde | geschuild | ooschool school | enschool gescholen | Klasse 2b | |||||
schuiven | ooschoof schoof | enschoof geschoven | Klasse 2b | |||||||
slaan | sloeg | ensloeg geslagen | Klasse 6 | Met medeklinkerwisseling. | ||||||
slapen | iesliep sliep | ensliep geslapen | Klasse 7 | |||||||
slijpen | eesleep sleep | ensleep geslepen | Klasse 1 | |||||||
slijten | eesleet sleet | ensleet gesleten | Klasse 1 | |||||||
ver | slinden | o-slond verslond | enslond verslonden | Klasse 3a | ||||||
slinken | o-slonk slonk | enslonk geslonken[5] | Klasse 3a | |||||||
sluipen | oosloop sloop | ensloop geslopen | Klasse 2b | |||||||
sluiten | oosloot sloot | ensloot gesloten | Klasse 2b | |||||||
smelten | o-smolt smolt | ensmolt gesmolten | Klasse 3b | |||||||
smijten | eesmeet smeet | ensmeet gesmeten | Klasse 1 | |||||||
snappen | snapte | gesnapt | ensnap gesnopen[27] | Zwak | In bet. begrijpen. | |||||
snijden | eesneed sneed | ensneed gesneden | Klasse 1 | |||||||
snuiten | oosnoot snoot | ensnoot gesnoten | Klasse 2b | |||||||
snuiven | oosnoof snoof | ensnoof gesnoven | Klasse 2b | |||||||
spannen | spande | enspan gespannen | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
spijten | eespeet speet | enspeet gespeten | Klasse 1 | |||||||
spinnen | o-spon spon | enspon gesponnen | Klasse 3a | In bet. vezels tot een draad verwerken. | ||||||
splijten | spleet | enspleet gespleten | Klasse 1 | |||||||
spouwen | spouwde | enspouw gespouwen | Klasse 7, half sterk | Bet.: splijten. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
spreken | aspraak sprak | ensprak gesproken | Klasse 4 | |||||||
springen | o-sprong sprong | ensprong gesprongen[5] | Klasse 3a | |||||||
spruiten | oosproot sproot | ensproot gesproten[5] | Klasse 2b | Bet.: het vormen van loten, jonge takken. | ||||||
spugen spuwen | spuugde spuwde | gespuugd gespuwd | oospoog spoog | enspoog gespogen | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2b) | Oorspronkelijk: spuwen, spoog, gespogen. | ||||
spuiten | oospoot spoot | enspoot gespoten | Klasse 2b | |||||||
staan | o-stond stond | enstond gestaan | Klasse 6, onregelmatig | Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk. | ||||||
steken | astak stak | enstak gestoken | Klasse 4 | |||||||
stelen | astal stal | ensrtal gestolen | Klasse 4 | |||||||
sterven | iestierf stierf | enstierf gestorven[5] | Klasse 3c | |||||||
stijgen | eesteeg steeg | ensteeg gestegen[5] | Klasse 1 | |||||||
stijven | eesteef steef | ensteef gesteven[5] | Klasse 1 | In bet. met stijfsel behandelen. | ||||||
stijven | stijfde | gestijfd | Zwak | Andere bet. (zoals verstijven, stijf worden). | ||||||
stinken | o-stonk stonk | enstonk gestonken | Klasse 3a | |||||||
stoten | stootte | iestiet stiet[28] | enstiet gestoten | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm wordt nu meestal zwak vervoegd. | |||||
strijden | eestreed streed | enstreed gestreden | Klasse 1 | |||||||
strijken | eestreek streek | enstreek gestreken | Klasse 1 | |||||||
stuiven | oostoof stoof | enstoof gestoven | Klasse 2b | |||||||
tijgen | ootoog toog | entoog getogen | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2a) | Bet.: trekken, gaan. | ||||||
aan | tijgen | eeteeg teeg | enteeg getegen | Klasse 1 | Bet.: beschuldigen. | |||||
treden | atrad trad | entrad getreden | Klasse 5 | |||||||
treffen | o-trof trof | entrof getroffen | Klasse 3b | |||||||
trekken | o-trok trok | entrok getrokken | Klasse 3b | |||||||
vallen | ieviel viel | enviel gevallen[5] | Klasse 7 | |||||||
vangen | iving ving | enving gevangen | Klasse 7 | Met een korte 'i' in de verleden tijd. | ||||||
er | varen | ervaarde | oevoer ervoer | ervaren | Klasse 6 | Zie ook varen. | ||||
varen | (vaarde)[2] | oevoer voer | envoer gevaren | Klasse 6 | ||||||
vechten | o-vocht vocht | envocht gevochten | Klasse 3b | Maar bekvechten is zwak. | ||||||
be | velen | aval beval | enval bevolen | Klasse 4 | Maar velen (verdragen) en vervelen zijn zwak. | |||||
vijzen | vees | gevezen | Klasse 1 | Bet.: in- of uitdraaien van een schroef. Wordt voornamelijk gebruikt in Vlaanderen en Zuid-Nederland. | ||||||
vinden | o-vond vond | envond gevonden[5] | Klasse 3a | |||||||
vlechten | o-vlocht vlocht | envlocht gevlochten | Klasse 3b | |||||||
vlieden[3] | oovlood vlood | envlood gevloden | Klasse 2a | Bet.: vluchten. | ||||||
vliegen | oovloog vloog | envloog gevlogen | Klasse 2a | Zwak in samenstelling zweefvliegen. | ||||||
vlieten[3] | oovloot vloot | envloot gevloten | Klasse 2a | Bet.: stromen. | ||||||
vouwen | vouwde | envouw gevouwen | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, tegenwoordig half sterk, ontvouwen is echter geheel zwak. | ||||||
vragen[16] | vraagde[3] | gevraagd | oevroeg vroeg | Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd | Door analogie sterk geworden. De zwakke verledentijdsvorm is alleen nog archaïsch of gewestelijk. | |||||
vreten | avrat vrat | envrat gevreten | Klasse 5 | Ook gevroten wordt gehoord | ||||||
vriezen[17] | loorvroor vroor | envroor gevroren | Klasse 2a, onregelmatig | Met medeklinkerwisseling. Zie ook verliezen en uitverkiezen. | ||||||
vrijen | vrijde | gevrijd | eevree vree | envree gevreeën | Klasse 1 | De sterke vormen zijn informeler en waarschijnlijk ontstaan door analogie. | ||||
waaien | waaide | gewaaid | oewoei woei | Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd | ||||||
wassen | waste | iewies wies[3] | enwies gewassen | Klasse 7, half sterk | In bet. schoonmaken (voorheen met ch: wasschen, wiesch, gewasschen) is de verledentijdsvorm zwak geworden. | |||||
wassen | iewies wies | enwies gewassen[5] | Klasse 7 | In bet. groeien. Uitsluitend klasse 7 en nooit met ch. | ||||||
wassen | waste | gewast | Zwak | In bet. met was bekleden is uitsluitend zwak. | ||||||
wegen | oowoog woog | enwoog gewogen | Klasse 4 | Met een lange 'o' in de verleden tijd. | ||||||
werken | werkte | gewerkt | zowr wrocht[29] | twrocht gewrocht | Zwak | Alleen doorwrocht is naast de zwakke variant nog standaardtaal volgens de Taalunie. | ||||
zawr wracht[29] | twracht gewracht | |||||||||
werpen | iewierp wierp | enwierp geworpen | Klasse 3c | |||||||
werven | iewierf wierf | enwierf geworven | Klasse 3c | |||||||
weten | stwist wist | enwist geweten | Preterito-presens | Geweten is ook het voltooid deelwoord van wijten. De t in de verleden tijd maakt geen deel uit van de stam, maar van de gedeeltelijk weggevallen uitgang -te(n); vgl. de Duitse vormen wissen – wusste(n). | ||||||
weven | weefde | oowoof waf - woof[2] | enwoof geweven - gewoven[2] | Klasse 5, half sterk | Oorspronkelijk klasse 5, maar woof en waf zijn tegenwoordig (sterk) verouderd. | |||||
wezen[17] | geweest[5][30] | was (mv. waren) | Onregelmatig | Gewezen was oorspronkelijk het volt. deelw., thans nog slechts attributief gebruikt (bv. mijn gewezen echtgenoot). | ||||||
wijken | eeweek week | enweek geweken[5] | Klasse 1 | |||||||
wijten | eeweet weet | enweet geweten | Klasse 1 | Geweten is ook het voltooid deelwoord van weten. | ||||||
wijzen | eewees wees | enwees gewezen | Klasse 1 | |||||||
willen | wilde | gewild | wou (mv. wou(d)en, spreektaal[31][32]) | Onregelmatig | Blijkens de d in wouden, wilden en gewild (oorspronkelijk) zwak. Naar analogie met 'zullen' onregelmatig geworden. | |||||
winden | o-wond wond | enwond gewonden | Klasse 3a | |||||||
winnen | o-won won | enwon gewonnen[8] | Klasse 3a | |||||||
worden | ewerd werd | enwerd geworden[5] | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 3b) | Oorspronkelijk klasse 3. Onregelmatig sterk geworden doordat de vormen voor de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar gingen lopen. | ||||||
wreken | wreekte | oowrook wrook - wrak[2] | enwrook gewroken | Klasse 4, half sterk | Oorspronkelijk klasse 4, maar wrook en wrak zijn tegenwoordig (sterk) verouderd. | |||||
wrijven | eewreef wreef | enwreef gewreven | Klasse 1 | |||||||
wringen | o-wrong wrong | enwrong gewrongen | Klasse 3a | |||||||
wuiven | wuifde | gewuifd | oowoof woof[2] | enwoof gewoven[2] | Klasse 2b | |||||
zeggen | zegde | gezegd | eizei zei(de) (mv. zeiden)[19] | Onregelmatig | Meestal onregelmatig, maar in samenstellingen als afzeggen regelmatig. Blijkens de d in zeiden en gezegd oorspronkelijk zwak. | |||||
zeiken | zeikte | gezeikt | eezeek zeek | engezeken gezeken[4] | Klasse 1 | Vaak vervoegd als klasse 1. | ||||
zenden | o-zond zond | enzond gezonden | Klasse 3b | |||||||
zieden | ziedde | oozood zood | enzood gezoden | Klasse 2a | Bet.: koken (letterlijk of figuurlijk). Hij was ziedend van woede. | |||||
zien | azag zag | enzag gezien | Klasse 5, onregelmatig | Met medeklinkerwissel. | ||||||
zijgen | eezeeg zeeg | enzeeg gezegen[5] | Klasse 1 | Bet.: langzaam neerdalen. | ||||||
zijn | geweest[5] | was (mv. waren) | Onregelmatig | Zie ook wezen i.v.m. de vermenging van de synonieme werkwoorden. | ||||||
zijpen | eezeep zeep | enzeep gezepen | Klasse 1 | Bet.: sijpelen, druppelen. | ||||||
zingen | o-zong zong | enzong gezongen | Klasse 3a | |||||||
zinken | o-zonk zonk | enzonk gezonken[5] | Klasse 3a | Verzinken is sterk in bet. laten wegzakken. Echter zwak in de niet daarmee verwante bet. galvaniseren. | ||||||
zinnen | o-zon zon | enzon gezonnen | Klasse 3a | In bet. plannen maken. | ||||||
zinnen | zinde | gezind | Zwak | In bet. bevallen, aanstaan. | ||||||
zitten | azat zat | enzat gezeten | Klasse 5 | Klasse 5 met een korte klinker in de tegenwoordige tijd. | ||||||
zoeken | zozocht zocht | tzocht gezocht | Onregelmatig | Blijkens de t in zocht en gezocht oorspronkelijk zwak. De 'ch' is ontstaan door lenitie. | ||||||
zouten | zoutte | enzout gezouten | Klasse 7, half sterk | Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden. | ||||||
zuigen | oozoog zoog | enzoog gezogen | Klasse 2b | In samenstelling stofzuigen meestal zwak. | ||||||
zuipen | oozoop zoop | enzoop gezopen | Klasse 2b | |||||||
zullen | ouzou zou (mv. zouden)[19] | Het voltooid deelwoord ontbreekt, behalve de infinitief-vorm in samenstelling: je had zullen schrijven. | Preterito-presens | Het tegenwoordig deelwoord staat in de Van Dale als weinig gebruikt. In het Groene Boekje is deze vorm niet opgenomen. | ||||||
zwelgen | zwelgde | zwolg | gezwolgen | Klasse 3b | ||||||
ver | zwelgen | o-zwolg verzwolg | enzwolg verzwolgen[5] | Klasse 3b | Verzwelgen wordt uitsluitend sterk vervoegd. | |||||
zwellen | o-zwol zwol | enzwol gezwollen | Klasse 3b | |||||||
zwemmen | o-zwom zwom | enzwom gezwommen | Klasse 3b | |||||||
zweren | zweerde | gezweerd | oozwoor zwoor | enzwoor gezworen | Klasse 4 | In bet. etteren, met een lange 'o' in de verleden tijd. | ||||
zweren | oezwoer zwoer | enzwoer gezworen | Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) | In bet. eed of trouw zweren. Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk. | ||||||
zwerven | iezwierf zwierf | enzwierf gezworven | Klasse 3c | |||||||
zweten[15] | zweette | gezweet | enzweet gezweten[2] | Zwak | Nooit sterk geweest, de vorm gezweten is ontstaan door analogie. | |||||
zwijgen | eezweeg zweeg | geenzweeg zwegen | Klasse 1 | |||||||
be | zwijken | eezweek bezweek | enzweek bezweken[5] | Klasse 1 | ||||||
ver | zwinden[3] | o-zwond verzwond | enzwond verzwonden | Klasse 3a | Bet.: verdwijnen. |
- De Taalunie-sites taaladvies.net (in het bijzonder Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)) en woordenlijst.org
- Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) op de digitale Geïntegreerde Taal-Bank
- Etymologiebank.nl, digitaal etymologisch woordenboek
- De elektronische versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst: E-ans
- ↑ Deze vorm is/was gewestelijk, volgens het WNT-lemma bakken.
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z aa ab ac ad Deze woorden/woordvormen worden door de Taalunie niet genoemd in de zin van Standaardnederlands. Het kunnen onder meer (sterk) verouderde of gewestelijke woorden of vormen zijn, het kan dialect betreffen, enz.
- ↑ a b c d e f g Archaïsch.
- ↑ a b c d Vermoedelijk ontstaan door analogie met o.a. stijgen, wrijven.
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z aa ab Vervoegd met zijn.
- ↑ a b c d e De klinkerwisseling is hier ontstaan door rückumlaut.
- ↑ Dit woord wordt in het algemeen als archaïsch/plechtig ervaren volgens het WNT-lemma delven
- ↑ a b c d e f Vervoegd met zijn of hebben.
- ↑ Zeer zeldzaam waargenomen, aldus het WNT-lemma verdrieten.
- ↑ Thans alleen nog gewestelijk in Gelderland en Utrecht volgens het WNT-lemma drijten.
- ↑ a b Deze vorm wordt gezien als formeel, plechtig taalgebruik dat veelvuldig wordt vermeden, aldus de ANS in Onregelmatige verba met klinker- en medeklinkerverandering.
- ↑ Minder gebruikelijk, aldus de ANS in Onregelmatige verba met klinker- en medeklinkerverandering.
- ↑ Informeel en tevens altijd schertsend, aldus de ANS in Onregelmatige verba met voltooid deelwoord op -en, met klinkerverandering.
- ↑ Oorspronkelijk zwak werkwoord.
- ↑ a b Van oudsher zwak werkwoord waarvan alleen het voltooid deelwoord door analogie sterk is geworden.
- ↑ a b Van oudsher zwak, door analogie met Klasse 6 deels sterk geworden.
- ↑ a b c d Opmerkelijk is hier de afwisseling van z (of s) en r. In het Duits komt alleen r voor, in het Engels alleen s (behalve in were).
- ↑ Gewestelijk in Vlaanderen en Groningen volgens WNT-lemma klagen.
- ↑ a b c In de o.v.t. enkelvoud is door apocope de uitgang -de verdwenen.
- ↑ Lei: spreektaal, geen standaardtaal. Blijkens de d in leiden, legden en gelegd van oorsprong zwak.
- ↑ a b In literaire taal.
- ↑ plegen (Woordenlijst Nederlandse Taal).
- ↑ plegen (Geïntegreerde Taalbank).
- ↑ Dialect.
- ↑ Van dit werkwoord bestaat alleen het voltooid deelwoord nog in de standaardtaal, aldus het WNT-lemma rinnen.
- ↑ a b c Van uitscheiden vermijdt men in de standaardtaal de o.v.t. en het voltooid deelwoord, aldus de ANS in Onregelmatige verba met twee verschillende klinkers.
- ↑ Schertsend.
- ↑ Minder gebruikelijk, aldus de ANS in Onregelmatige verba met twee verschillende klinkers.
- ↑ a b De onregelmatige verledentijdsvervoeging wordt door de Taalunie niet meer erkend in dezelfde betekenis als de zwakke vervoeging en de tegenwoordige tijd. Deze zijn verouderd, of worden in tegenstelling tot de tegenwoordige tijd schertsend gebruikt.
- ↑ De spelling geweest is inconsequent: consequent zou geweesd zijn.
- ↑ Spreektaal, wou kan nog schriftelijk gebruikt worden, doch wou(d)en wordt bijna nooit schriftelijk gebruikt. Aldus Taaladvies.
- ↑ De verleden tijd in de meervoudsvorm (wou(d)en) treft men zonder -d- in de ANS in Willen, maar mét -d in het Groene Boekje.